Een poëtische essayfilm over de koloniale blik en de toverlantaarn. Dit vroege type beeldprojector werd gebruikt in Belgische koloniale propaganda om de goede werken van de kerk, staat en industrie te etaleren. Lantaarnprojecties waren een effectieve manier om het koloniale project als een opwindend schouwspel aan het Belgisch publiek te presenteren.
Hoe fragiel beelden gemaakt van glas ook mogen zijn, toch zijn er vele duizenden bewaard. Deze vaak rijkelijk ingekleurde, indrukwekkende beelden gaven vorm aan de manier waarop Europeanen keken naar de koloniale andere. Dit uitzonderlijke materiaal werpt een unieke blik op hoe ‘onze Congo’ in ons gemeenschappelijk bewustzijn werd verankerd. De spanning tussen schoonheid en de koloniale ideologie staat in de film centraal. Door een associatief weefsel van assemblages en collages brengt de film de koloniale blik in kaart vanuit een gebroken gezichtsveld.
“Het archiefwerk (dat ik overigens niet alleen deed) en de research benaderde ik ook vanuit die montageoptiek. Intuïtief, met andere woorden, al spelend. Het kan misschien onrespectvol overkomen om het in de koloniale context over een vormelijke of methodologische speelsheid te hebben, maar “spel” staat niet gelijk aan lichtzinnigheid of onachtzaamheid. Het gaat om “in de stemming” komen, letterlijk, het materiaal en jezelf stemmen, zoals je met een instrument zou doen.”
Hannes Verhoustraete
“Er is een zekere esthetische ervaring wanneer je die beelden ziet, naast een historisch bewustzijn over de manier waarop de beelden gemaakt zijn en hun context. De aantrekkingskracht van de beelden bewijst hun efficiëntie bij de creatie van een koloniale mindset. De beelden worden actief tot een beeld gemaakt. Door het inkleuren krijgen de beelden een schijn van leven maar het is net een dodenmasker dat erop gelegd wordt. Dat heeft iets heel bevreemdend. Het maakt je bewust van de koloniale machine erachter. Het waren massaproducten die werden gereproduceerd en gedistribueerd.”
Hannes Verhoustraete
“Ik denk niet dat mijn filmvorm geweld reproduceert. Het spektakel waarin de toverlantaarnbeelden werden vertoond, wordt in de film bevraagd, waardoor de filmvorm zich noodzakelijkerwijze zelf ook continu bevraagt. De vraag is of die bevraging leesbaar genoeg is. Daar kan ik zelf geen antwoord op geven. In welke mate moet je dingen als filmmaker expliciet benoemen? In welke mate neem je de kijker bij de hand? Er zijn mensen die zeggen dat je een recaption heel hard nodig hebt omdat mensen anders dingen verkeerd blijven begrijpen. Maar ik denk dat iemand die mijn film ziet niet weggaat uit de zaal en het gevoel overhoudt dat het oké is om mensen te blijven afbeelden zoals dat gebeurde in de koloniale periode (en daarna). Voor mij is montage een vorm van recaptioning. Het gaat over de context van beeldenproductie, van de constructie en compositie van beelden. De film steekt niet weg dat het een compositie is.”
Hannes Verhoustraete