Suzanne heeft genoeg van haar vriend Albert. In een vijftiental tableaus ontrolt zich het drama, waarbij zij naar Alberts vriend Emile overloopt. Toch gaan deze romantische beslommeringen gepaard met een onstilbare verveling. Via een ragfijne verhaallijn en minimalistische filmische gestes wordt een ironisch spel met de tijd gespeeld. In dit eigengereide meesterwerkje drijft regisseur Jean-Marie de spot met de cinematografische etiquette. La fugue de Suzanne is een zeldzaam juweeltje uit de Belgische filmgeschiedenis. De film werd door de regisseur zelf gefinancierd en brengt een absurdistische werkelijkheid tot stand door middel van minimale filmgebaren.
“Jean-Marie Buchet kan men gerust in het rijtje plaatsen van een Bresson of een Duras, maar dan bekeken door de bril van een Henri Rousseau. Men kan hem verder typeren als ónze Jean Eustache, ontdaan van zijn specifiek Parijse context.”
Boris Lehman
“Verveling is de droomvogel die het ei van de ervaring uitbroedt.”
Walter Benjamin
“De personages in Buchets universum vervelen zich. De verveling blaast zich ad absurdum op en we zien een glazige, kale wereld die slechts gevuld is met een hoop dekens, een stapel boeken en een halfverzakte sofa, waarin de vrienden als vissen in cirkels draaien zonder dat ze zich bewust zijn van de bekrompenheid van hun wereld.”
Nina de Vroome
“Vijf personages, op zoek naar zichzelf, in een van de meest representatieve werken voor een bepaalde cinema van de jaren 70. Enkele kamers uitgerust met het meest elementaire meubilair - stoelen, tafels, tapijten, canapés - doen dienst als decor. De personages zwemen naar autisme: de communicatie is ontwricht. Wat ze zeggen, houden ze bewust volstrekt banaal: ze blijven zelf afwezig uit de flarden van het gesprek. Hun ontmoetingen worden geregistreerd in lange statische shots, die een metafysische leegte voelbaar maken. Zo ontstaat een nonsensicale humor, gebaseerd op het ontbreken of weigeren van zingeving. De ontmoetingen over en weer, het gaan en zoeken naar de ander: het leidt tot een spel van verlangen, maar klinisch en schijnbaar harteloos. De personages zijn net pionnen op een dambord, woordvoerders van “het menselijke” dat, tot zijn eenvoudigste vorm gereduceerd, veel gewelddadiger en herkenbaarder lijkt dan alle wervelende actie die we zo vaak te zien krijgen. Zij leven in een innerlijke tijd, waar niemand iets betekent en niemand antwoorden heeft. De introspectie, het personage dat lucht geeft aan zijn ontreddering, het is allemaal nep. Iedereen wacht eens te meer, op Godot - een magnifieke ervaring.”
Jacqueline Aubenas