Bruxelles-transit is de enige langspeelfilm van Samy Szlingerbaum. De film vertelt het verhaal van de aankomst van zijn ouders, Poolse Joden, in België in 1947, na een treinreis van tien dagen door Europa. Samy werd twee jaar later geboren. De film, gesproken in het Jiddisch, is zijn moeders reisverslag en verhaalt de pogingen van het gezin om een huis te bouwen, de zoektocht naar werk in de illegaliteit en hun inspanningen om te integreren in het land van ballingschap, zonder papieren of enige kennis van de taal.
“Een klaagzang op de ontheemding en de marginaliteit, in een wijk vlakbij het Zuidstation die “hun gebied, hun schuilhol, hun koninkrijk (werd): ik heb nog steeds de indruk dat ze er kamperen” (S. Szlingerbaum). Tachtig minuten lang graven we in het geheugen van de moeder, via een commentaarstem, geneuriede deuntjes, toegefluisterde bekentenissen en ook enkele fictieve scènes, dit alles in Yiddish, volgens de regisseur “een taal die uitdooft naarmate de laatsten die ze nog spreken opgaan in de grootstad”. Anonieme beelden van treinen, stations en straten, als onbeweeglijk vastgelegde gezangen.”
René Michelems
“Het station, het appartement, de kelder, de keuken in Brussel-transit: het zijn de plaatsen waar ik mijn kindertijd beleefde, waar mijn vader werkte, waar mijn moeder kookte. Plaatsen die vandaag nog steeds voortleven, nauwelijks meer vervallen dan toen. Met als enige verschil dat er vandaag andere mensen wonen. De emigratie heeft zich verdergezet. Ze blijft zich verderzetten. De min of meer arme Joden hebben plaatsgemaakt voor Maghrebijnen. Het Zuidstation is nog steeds een trieste transitplek, een plek van tijdelijkheid en clandestiniteit. Van dromen en herinneringen.”
Boris Lehman
“Een stem die we niet zien vertelt een verhaal dat niet getoond wordt, dat schijnbaar enkel geïllustreerd wordt. De herinneringen en fantasieën van de zoon worden toegevoegd aan en gemengd met die van de moeder.”
Boris Lehman
“Het was dus cruciaal om de film te laten spreken en ervoor te zorgen dat het woord van elders komt, van buiten het beeld. En in een andere taal. Het Jiddisch. Een taal van verbanning en diaspora, taalflarden, ontstaan in de getto’s en verbonden met het tragische lot en het lijden van de Joden. Een klagende herrijzenis van de concentratiekampen. De taal van een hele generatie die is uitgestorven of aan uitsterven is, en dus gedoemd is om te verdwijnen.”
Boris Lehman