
In dit op het eerste gezicht klassieke detectiveverhaal speelt geleidelijk aan het subjectieve cameraoog zelf de hoofdrol. Een speelse ode aan Dziga Vertov.

Verontrust over het gedrag van haar man die al te vaak afwezig is, huurt een vrouw een detective in om hem te volgen en verslag uit te brengen. Een klassieke basis voor een verhaal, zo lijkt het, vooral omdat Charles Dekeukeleire zijn film doorspekt met tussentitels die ons informeren over nieuwe wendingen. Maar dit raamwerk dient slechts om een verhaal op te bouwen, dat daarna des te doeltreffender kan worden afgebroken ten behoeve van de pure filmkunst. Want de detective gebruikt zijn lens als onderzoeksinstrument: zo gaat de camera een hoofdrol spelen en wordt haar subjectiviteit het hoofdthema.
De melancholie van Monsieur Jonathan en zijn eventuele terugkeer naar zijn vrouw interesseren de regisseur en de kijker al snel niet meer; zij worden volledig in beslag genomen door het camera-oog (het film-manifest van Dziga Vertov dateert van 1928): een voyeuristisch instrument dat stukjes realiteit opvangt en ze omvormt tot een nieuwe werkelijkheid die waarheid zou zijn. Het onderzoek wordt dus het verhaal van een film - van de perikelen met de verborgen (of verhinderde) camera, de montage en de vertoning. Het happy end laat de fundamentele vraag naar de manier waarop film en realiteit zich tot elkaar verhouden volledig open. De beelden en de kadrering weerspiegelen daarbij de chaotische reportage-klopjacht: vage, dubbel belichte beelden, onvolledige en dubbelzinnige informatie, een reeks fragmenten die eerder indrukken geven dan informatie. Bij wijze van tegenwicht en neventhema hebben ook de titelkaarten van de hand van schilder Victor Servranckx een verhalende functie, maar ze maken zich daar snel los van om ruimte te bieden aan de puur visuele stijloefening.
“De technograaf is geen artiest in de actuele betekenis van het woord, met name een uitzonderlijk gevoelig persoon die de wereld waar hij van houdt, formuleert naar het beeld van zijn persoonlijke gevoeligheid. Hij is een ingenieur van de sensibiliteit die, dankzij de machine, nieuwe mogelijkheden bezit zoals de alomtegenwoordigheid (l’ubiquité) van het kijken en het zich herinneren waardoor hij in staat is intiem deel te nemen aan het leven van de anderen. Hij heeft een beetje het kijken en het geheugen van de soort.”
Charles Dekeukeleire
